Aduarder monniken hadden hier tot 1594 hun ‘blaauwe huis’, als onderdeel van een ‘toevluchtsoord’ dat zich uitstrekte van de stadsmuur (bij het Zuiderdiep) tot aan de Schuitemakersstraat. De protestantse machtsovername van dat jaar leek hen te verdrijven, maar de gewezen abt Willem Emmen wist van geen wijken en kocht het complex.
Op 1 juni 1604 was hij bovendien zo aardig het ‘blaauwe huis’ bij testament te bestemmen voor ‘achte oelde schamele persoenen...’. Doordat het pand nogal bouwvallig was geworden, werd het in 1775 geheel herbouwd. Op de daarbij aangebrachte Latijnse gedenksteen boven de ingang werd abt ‘Emmius’ geprezen om zijn levend geloof door goede werken: ‘Vivacem monstrans per bona facta fidem’.
‘Dege degelijkheid, vriendelijke rust en netheid’, heersten er volgens het toenmalige Nieuwsblad van het Noorden (het huidige Dagblad van het Noorden) in 1927 en negen vijftig-plussers van het vrouwelijk geslacht waren daar verantwoordelijk voor.
De Stichting Studenten Huisvesting (SSH) besloot het pand toen te kopen en te restaureren. In juni 1986 vond, ‘in eerbied voor het oude’, de heropening plaats.