Aan de noordrand van de woonwijk Selwerd staan drie grote, identieke studentenflats. Deze gebouwen zijn interessant als uiting van de schaalvergroting in de jaren zestig en de wijze van stedenbouwkundige inpassing. De grootte sluit aan op de schaal van het open landschap. De noordelijke ringweg was in de bouwtijd nog niet aangelegd, maar al wel voorzien. Nu ervaren we het ritme van de drie flats vooral vanaf de autoweg. Ze staan met hun eenvoudige hoofdvorm (‘platen’) haaks op de ringweg, dat is noord - zuid, zodat beide langsgevels een deel van de dag zon krijgen.
Deze hoogbouw bestaat uit tien identieke woonverdiepingen boven de begane grond. Een centraal ‘stijgpunt’ verdeelt de verdiepingen precies doormidden: links en rechts een woongroep, elk ontsloten door een middengang. Elke woongroep deelt een natte cel en een gezamenlijke woonkamer. Kamers en voorzieningen zijn opgenomen in een standaard bouwstructuur: totaal twintig beuken met een breedte van 300cm. Wanden en vloeren zijn van ter plaatse gestort beton, waardoor herindeling van het gebouw lastig is.
Architectonisch is er niet erg veel te beleven. De drie flatgebouwen onderscheiden zich alleen door De Stijlkleuren: geel, rood en blauw. Het kleurverloop op de langsgevels verloopt via de diagonaal (tien hoog & twintig lang). De eenheid in de veelheid wordt geboden door een kader om elke langsgevel gevormd door twee uitgemetselde kopgevels en een overstekend dak. De verticale kopgevels bestaan uit bruin metselwerk met vensters ter plaatse van de middengang. De horizontale borstweringen zijn van geel metselwerk afgewisseld met strookvensters. De stalen ramen in de verblijfsruimten zijn bij renovatie vervangen door aluminium schuifvensters met isolatieglas.