Groningen heeft sinds 1614 een universiteit. Deze is vanaf het begin gehuisvest aan de noordzijde van de Broerstraat, in eerste instantie in het leegstaande Menolda- en Sywenconvent ter plaatse. Het kloostercomplex werd in 1846 afgebroken ten behoeve van een nieuw academiegebouw in neo-classicistische stijl. Toen dit gebouw uit 1857 in 1906 in vlammen opging, kwam het huidige gebouw op deze plaats te staan.
Dit derde universiteitsgebouw is gebouwd in 1907-1909 in opdracht van de Rijksuniversiteit van Groningen als Academiegebouw naar ontwerp van de Haagse rijksbouwmeester J.A. Vrijman in een neo-renaissancistische bouwstijl. Het gebouw is opgetrokken op een rechthoekige plattegrond, is onderkelderd en telt twee bouwlagen onder een steil opgaand schilddak, gedekt met leien.
De opzet van het gebouw is strikt symmetrisch met een middenrisaliet van vijf traveën breed, een monumentale ingangspartij en twee hoekrisalieten, alle voorzien van rijk geornamenteerde topgevels. De gevels worden aan de bovenzijde afgesloten door een natuurstenen balustrade met obelisken. In de noordwesthoek van het gebouw is een slanke, ronde toren opgenomen.
De uit roodbruine baksteen opgetrokken gevel is op tal van plaatsen verlevendigd met natuurstenen hoekblokken, dorpelbanden, topgevels, balustrades, speklagen, friezen, segmentvormige en driehoekige frontons. Opvallend is de pijleropstelling met rondbogen als balustrade van de diepe en brede portiek. Het middenrisaliet is aanzienlijk hoger opgetrokken dan de rest en heeft een hoog, steil schilddak en een uitbundig geornamenteerde geveltop met rolwerk en obelisken. In het midden van de top prijkt bovenaan de Nederlandse Leeuw, vervolgens een beeld van Minerva, daaronder het wapen van de Universiteit en helemaal onderaan in nissen geplaatste beelden, die Scientia en Historia voorstellen.
In de bescheidener rolwerktoppen van de hoekrisalieten zijn allegorische voorstellingen van Prudentia en Mathematica verwerkt. De hoekrisalieten bevatten in het midden grote vijfzijdige erkers, die over twee bouwlagen doorlopen en bekroond zijn met een bolvormige, ingesnoerde koperen afdekking. De kruisvensters zijn bekroond met zowel driehoekige als segmentvormige frontons. De ronde toren is eveneens met speklagen, dorpelbanden, hoekblokken, een balustrade en tympanen van natuursteen verstevigd en versierd.