Het Provinciehuis is dominant in het stadsbeeld. Het heeft een schaal die op deze plek in de binnenstad voorheen ongebruikelijk was. Het overheidsgebouw is neergezet op een kamvormige plattegrond waarbij de 'kammen' (de kantoorvleugels) dwars op het Schuitendiep staan en gedeeltelijk over het trottoir schuiven. Zo ontstaat een opengebroken gevel met doorkijkjes.
De rug van de kam ligt als een langgerekt bouwdeel aan de Singelstraat. De gevel is hier deels door geopend en deels gesloten door de combinatie van glas, baksteen en roestvrij staal. Het gebouw gaan aan deze zijde een sterke relatie aan met het veel oudere griffiehuis dat door het glas gedeeltelijk in de nieuwbouw wordt weerspiegeld. Ook is in de gevelopbouw rode baksteen gebruikt die op symbolische wijze een link legt met de steen van de oudbouw.
De materiaalkeuze en -behandeling zorgen tegelijkertijd voor aansluiting en contrast. De steeg heeft een heel speels karakter gekregen waarbij de luiken van het griffiehuis een visueel spel aangaan met de stalen zonwering van het nieuwe provinciehuis. Aan de kop van de langgerekte bouwstrook bevindt zich de hoofdentree met direct daarachter de functies met een meer publiek karakter, zoals de balie. Hier wordt mooi zichtbaar, onder meer in de glazen wand van de fietsenstalling, hoe de architect behalve het oude griffiehuis, ook de uitbreiding van begin jaren '60 van de vorige eeuw in zijn nieuwe ontwerp heeft geïntegreerd.
Tussen de kantoorvleugels bevinden zich een aantal binnentuinen met elk een unieke vormgeving. De meest noordelijke hiervan is vanaf de Turfsingel voor publiek toegankelijk.