Het classicisme (vanaf 1620 in Nederland) bleef in feite tot ver in de negentiende eeuw de gangbare bouwstijl. Rond 1800, na de Franse Lodewijkperiode, kreeg het classicisme opnieuw een impuls. Met name de oud Griekse bouwkunst werd onder een aantal toonaangevende (Europese en Nederlandse) architecten zeer geliefd. In Nederland werd het negentiende-eeuwse classicisme ook wel aangeduid met de stijlbenaming neoclassicisme. Het voorvoegsel ‘neo’ (Grieks voor ‘nieuw’) slaat op de hernieuwde interesse in de klassieke architectuur.
Aan het einde van de achttiende eeuw verschenen een aantal invloedrijke publicaties over de oud Griekse beschaving en haar bouwkunst. Niet zo zeer de Romeinse, als wel de Griekse tempels werden gezien als bron van ‘zuivere’ bouwkunst. De zuilen, de architraaf (horizontale dragende balk) en het fronton (driehoekige bekroning) werden favoriete vormelementen. De toepassing ervan was niet nieuw, maar wel net iets anders dan het zeventiende-eeuwse classicisme. Het meest opvallende verschil was de toevoeging van het tempelfront (voorportaal). Het stadhuis in Groningen (1774-1810) is daar een mooi voorbeeld van. Vier immense zuilen ondersteunen een architraaf met daarop een fronton. De ingang van het stadhuis is te bereiken via een trap. Deze ‘verhoging’ en het monumentale portaal gelijken een Griekse tempel. De architraaf loopt rondom het hele gebouw en platte zuilen (pilasters) en grote schuifvensters bepalen het harmonieuze ritme. Symmetrie en geometrie (in gevel en plattegrond) werden nog steeds beschouwd als dé elementaire ontwerpuitgangspunten.
Vooral stadhuizen en gerechtsgebouwen werden in de statige neoclassicistische stijl gebouwd. Daarnaast lieten rijke burgers hun woonhuis in deze stijl bouwen en verrezen er een aantal neoclassicistische stations (bijvoorbeeld in Zwolle). Met name in de tweede helft van de negentiende eeuw werden de klassieke vormelementen op een ‘vrijere’ manier toegepast. Daarnaast raakten vormen uit voorgaande stijlen, zoals de rondboog uit de romaanse periode, weer in zwang. Dit leidde tot een ‘verzamelarchitectuur’ die ook wel bekend werd het eclecticisme.