Platform GRAS presenteert

STAAT IN GRONINGEN

Architectuur in Stad

Architectuur
vergroot

Prinsentuin

Groen

De Prinsentuin ligt achter de Prinsenhof. Het monumentale complex was oorspronkelijk het huis van de religieuze Broeders en Zusters des Gemene Levens. Daarna deed het achtereenvolgens dienst als bisschoppelijk hof, woning van de stadhouder van Stad en Lande (1594-1795), militair hospitaal annex kazerne (1808-1921) en tenslotte als studio van de regionale omroep RTV Noord. In 2012 wordt het complex na een grote verbouwing en restauratie in gebruik genomen als hotel. De Prinsentuin is vrij toegankelijk voor publiek.

De huidige Prinsentuin is een reconstructie uit 1939 op basis van de bekende stadskaart van Egbert Haubois uit 1634. De kaart toont een renaissancetuin, ingedeeld in vierkante perken en omgeven door hekwerken en loofgangen. Stadsbouwmeester Garwer Peters had het ontwerp getekend voor de vergrote tuin van de Prinsenhof. Nadat de middeleeuwse stadsmuren waren afgebroken en de dubbele grachten waren gedempt, trok stadhouder Ernst Casimir in 1626 het daardoor vrijgekomen terrein bij zijn tuin. De onderliggende stadsgracht is door het inklinken van de grond nog steeds zichtbaar in de tuin, zo’n 15 meter vóór de paardenkastanje. De oude stadsmuur is nog te herkennen als het muurtje tussen het bordes en de tuin.

De Prinsentuin was geheel omsloten. Aan de achterzijde – de kant van de Turfsingel – was een hoge muur gebouwd, tussen de stallen aan de Kattenhage en het Turfhuis langs de Turfstraat. De tuin werd ingericht als siertuin, een tuin om te pronken met nieuwe planten uit de pas ontdekte landen Amerika en Indië. Er kwamen bedden met bloemen en planten uit verre streken, twee schaduwrijke loofgangen rond dicht beplante perken en boomgaarden met allerlei soorten uitheemse vruchtbomen. In 1632 was de tuin gereed. De Franse gezant Charles Ogier, die er in 1636 een bezoek bracht, prees in zijn dagboek de goed verzorgde tuin. Bovendien roemde hij het weidse uitzicht over de velden, waarvan genoten kon worden vanaf het twee verdiepingen tellende tuinhuis dat tegen de achtermuur was gebouwd.

De Prinsentuin werd nadien regelmatig verfraaid. Er kwamen vier prieeltjes, een doolhof, een volière en een pauwenhuis. Rond 1700 onttrok een hoge heg de stallen voortaan aan het zicht. De tuin kreeg nieuwe beplanting van palmboompjes, bloembollen, rozen, stokrozen, leibomen en klimop tegen de muren. Beelden, vazen, witte bloemensteunen met gedraaide vergulde knoppen, een bak met waterplanten en groen geschilderde of vergulde tuinornamenten zorgden voor een modebewuste aankleding. Twaalf hardstenen pedestallen droegen acht loden beelden en vier vazen. De beelden waren in 1695 nog bronskleurig. In 1766 moesten ze verguld worden en in 1772 nogmaals, maar dan met fijn dukatengoud. De tuinvazen werden in 1790 wit geverfd. De pedestallen waren al in 1766 wit gemarmerd, evenals het houtwerk van het achtkantige zomerhuis dat in het midden van de tuin stond. In het huis waren rondom zitbanken aangelegd en op de vloer lag Bremer steen. In 1737 was het hoge tuinhuis aan de muur aan restauratie toe, waarbij de koepel werd vervangen. Jannes Anticus beschilderde zowel de binnenkant van de koepel als de muren in fresco. De vloer was gemarmerd, waardoor het leek of er Bremer stenen op de vloer lagen.

In 1684 werd in de muur langs de Turfsingel een poort aangebracht met een zonnewijzer. In 1731, tijdens een grote opknapbeurt van de tuin door stadhouder Willem IV, werd de zonnewijzer vernieuwd door de instrumentmakers M. Dorenbusch en M. Cremer. De vertaling van de Latijnse tekst luidt: ‘De vergane tijd is niets, de toekomende onzeker, de huidige wankel. Zorg dat je die van jou niet verspilt.’ In 1953 werd de zonnewijzer gerestaureerd.

De Franse revolutie van 1795 betekende het einde van de siertuin. Het grote tuinhuis fungeerde enkele jaren als werkplaats en gehoorzaal van professor Petrus Driessen voor het geven van scheikundelessen. Toen het Prinsenhof dienst deed als militair hospitaal was de tuin een wandelplaats voor de zieken. Ook in 1838 werd er nog gesproken van een tuin, al was van de oorspronkelijke beplanting en aanleg weinig meer over. Er stonden nog wel enkele bomen. Het tuinhuis deed nog decennialang dienst als lijkenhuis, maar werd uiteindelijk in 1893 afgebroken. Op het terrein werden een magazijn, een kruithuis en stallen geplaatst die later weer werden afgebroken. Van 1916 tot het einde van de jaren twintig had de gemeente de tuin in gebruik als manege voor de marechaussee en als opslagplaats voor allerhande bouwmaterialen en turf. De laatste bomen op het vervallen en haveloze terrein zijn in die tijd geveld.

In 1938 werd besloten de tuin in ere te herstellen. Architect bij de Rijksdienst voor Monumentenzorg E.A. Canneman tekende het ontwerp, waarbij hij zich op de kaart van Egbert Haubois baseerde. Daarnaast voegde hij ook planten en stijlmiddelen toe die niet 17e eeuws waren, waardoor het geen zuivere renaissancetuin is geworden. De rozentuin, de loofgangen en de kruidentuin werden opnieuw aangeplant. Slechts vijf van de zes tuinvakken konden terugkeren, omdat in 1911 het nieuwe kantongerecht deels op de plek van de stallen en op een perk met vruchtbomen werd gebouwd. De oorspronkelijke boomgaard werd gemarkeerd met een strook kruiden. De wapenschilden met een W en een A in buxus herinneren aan Willem Frederik van Nassau-Dietz (stadhouder van Groningen 1650-1664) en zijn echtgenote Albertina Agnes van Oranje. Oorspronkelijk zullen dat de wapens van Ernst Casimir en Sophia Hedwig zijn geweest.

In 1945 waren de volgende planten in de Prinsentuin te vinden:
Akeleien, alsum, athaeastruik, angelica, anijsappel, basilicum, begonia, boliviensis, bessen (aal-, zwarte en kruis-), bieslook, boragie, brandende liefde, buxus, bijvoet, canna indica, dille, dragon, fuchsia’s, haagbeuk, hulst, hyacinten, hysop, irissen, kamille, keizerskronen, kers, kervel, komijn, kruizemunt, lavas, lavendel, leeuwenbekken (gele en oranje), lelies, lepelblad, levensboom, lievevrouwebedstro, linumflavum, longkruid, lupinen, moerbei, monnikskap, muurbloem, peren, peperboompje, pepermunt, perzik, pimpernel, riddersporen, rozen (klim-, kaneel-, mos- en pioen-), rozemarijn, salie, tagetes, taxushaag, tulpen, tijm, valeriaan, verbena venosa, violen, wijnruit, zuring.

Hotel-restaurant Prinsenhof - De Zwarte Hond

Hotel-restaurant Prinsenhof

Martinikerkhof | hotel-restaurant | 2013

Architectuur
Prinsenhof - Onbekend

Prinsenhof

Martinikerkhof 23 | overheidsgebouw | diverse periodes

Architectuur
logo

Platform GRAS biedt u deze website aan.
Colofon | Proclaimer