Componeren
Op de plek waar ooit huishoudschool De Kranepoort stond, wordt momenteel druk gewerkt aan de afwerking van een bouwblok dat uit tien woningen bestaat: Kraneweg 76/1 tot en met 76/10. Het blok, gerealiseerd in opdracht van Hollestelle Vastgoed, is ontworpen door Tonnis Bouman van Otonomo Architecten.
Bouman heeft rekening gehouden met de bestaande bebouwing aan weerszijden. Zo heeft hij het midden- en bovendeel van nummer 76/1 teruggezet. Het torentje van het aangrenzende pand blijft daardoor in zicht. Nummer 76/10 is daarentegen iets naar voren gezet én een verdieping verhoogd. Daarmee laat Bouman de woning reageren op de gestapelde woningbouw van het belendende blok.
Alle woningen van Bouman hebben dubbele voordeuren van glas. De architect verklaart: “De oudere woningen aan de Kraneweg hebben op de begane grond, aan de straatzijde, grote glazen ramen en relatief kleine voordeuren van hout. Maar aan die grote ramen hebben de bewoners blijkbaar geen behoefte want die blinderen ze vervolgens met vitrage of luxaflex om het inkijken tegen te gaan. Daarom heb ik de zaken omgedraaid: kleine raamopeningen en grote glazen deuren. Door die glazen deuren kunnen de bewoners van mijn woningen desgewenst direct contact krijgen met de straat …. zonder dat voorbijgangers ze direct op de vingers kunnen kijken wat het huishoudelijk gebeuren betreft.”
Maar waarom dubbele voordeuren? “Omdat ze heel praktisch zijn,” antwoordt Bouman. “Probeer maar eens in een oudere woning een groot meubelstuk naar binnen te krijgen. Dat is onmogelijk óf het is eindeloos wurmen. Daarom heb ik mijn woningen voorzien van zogeheten verhuisdeuren.”
Dat Bouman iets heeft met glas blijkt met name uit de acht enorme ramen die hij in zijn ontwerp heeft opgenomen. Ronduit spectaculair zijn ze: qua omvang én qua vormgeving. Alle ramen hebben dezelfde grootte (zo’n zes bij vier meter) en zijn op dezelfde hoogte in de gevel aangebracht. Ze staan dus als het ware in gelid. Ieder raam bestaat uit vier frames waarin glas is gezet. Deze vier frames, op hun beurt, zijn gevat in een enorme stalen kozijn.
Bouman heeft naast en door elkaar verschillende soorten glas in de frames gezet: industrieel- en ambachtelijk glas, mat- en transparant glas, glas mét en zonder reliëf, gekleurd en ongekleurd glas. “Alle ramen verschillen van elkaar,” licht Bouman toe. Met de computer heb ik acht verschillende composities gemaakt. Eindeloos heb ik zitten pielen want het valt niet mee om ieder raam een compositie te geven die perfect in balans is. Tot ik ontdekte dat je alleen balans kunt bereiken door je te beperken.”
Als voorbeeld haalt Bouman het kleurgebruik aan: “Elk raam bevat slechts zes gekleurde ruitjes. Vijf ruitjes hebben zwakke kleuren, slechts één is heel fel. Het effect van die ene felle is echter overdonderend, de uitwerking beslaat het totale oppervlak van vier frames. Zelfs in enorme ramen moet je het gebruik van gekleurd glas beperken, anders zou het echt te dol worden.”
Zo’n 15 van ieder raam bestaat uit ‘open gat’. Bouman verklaart: “Om sommige plekken heb ik geen ruitjes geplaatst, ik heb daar gaten laten vallen. Dat is gedaan om de ramen meer dieptewerking te geven.”
De architect kon zich dat effect permitteren omdat de acht ramen voorzetramen zijn. Anders gezegd, de feitelijke ramen bevinden zich áchter de enorme glaspanelen. Toch zijn de glaspanelen niet uitsluitend decoratief bedoeld. Bouman: “Ze hebben ook praktische functies, ze dimmen het straatgeluid en ze zorgen er voor dat voorbijgangers niet kunnen inkijken. De toekomstige bewoners kunnen besparen wat luxaflex betreft want daar heb ik al voor gezorgd.”