Tussen 1940 en 1970 groeide Nederland van 8,8 miljoen tot maar liefst 12,9 miljoen inwoners. Om deze snelle groei op te vangen, besloot de regering tot een nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid en bracht in 1960 de Eerste Nota inzake de Ruimtelijke Ordening uit. Het belangrijkste doel: de werk- en woongelegenheid bevorderen en evenwichtig verspreiden over het hele land. De groei en verstedelijking van de Randstad werden daartoe ingeperkt en de economische en ruimtelijke ontwikkelingen in de rest van het land juist aangemoedigd.
Rond 1960 nam in de stad Groningen het inwonertal steeds verder toe. Dit was slechts deels het gevolg van bemoeienis door het rijk. Groningen had haar sterke positie als belangrijkste werkgever van het noorden altijd weten te behouden. Onder leiding van H.J. Dix en H. Eysbroek ontwierp de gemeente wel een nieuw structuurplan. Samen met de bestaande stad, zou het plan ruimte bieden aan 265.000 mensen.
Rondom de stad werden omvangrijke stadsuitbreidingen gepland. Het betrof niet alleen grote woonwijken, maar ook industriegebieden en een nieuw universiteitscomplex. Aan alle kanten werd grond van omliggende gemeentes aangekocht. Aan de noordkant van de stad verrezen drie nieuwe woonwijken: Selwerd, De Paddepoel en Vinkhuizen. Stedenbouwkundig waren ze alle drie, net als de wijken Corpus den Hoorn en De Wijert Noord uit het Structuurplan 1950, gebaseerd op het idee van de wijkgedachte. Dit ging ervan uit dat de stad bestond uit buurten, wijken en stadsdelen met bijbehorende voorzieningen die, alle tezamen, moesten bijdragen aan ‘een gezonde ontplooiing van het individu en de gemeenschap’.
Tussen 1901 en nu werden voor de stad Groningen diverse structuur- en uitbreidingsplannen gemaakt. Deze plannen zijn van invloed geweest op de feitelijke ontwikkeling van Groningen.
Er zijn geen objecten gevonden