Terwijl Selwerd en Paddepoel langzaam vorm begonnen te krijgen na aanleiding van het Structuurplan 1961, presenteerde het rijk in 1966 de Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening. In de nota waren de demografische voorspellingen nog ‘optimistischer’. Nederland zou in het jaar 2000 ongeveer 20 miljoen inwoners tellen. Om te voorkomen dat ons land dicht zou slibben, werd het thema ‘gebundelde deconcentratie’ geïntroduceerd. Deconcentratie en suburbanisatie (de trek vanuit de stad naar het omliggende platteland) werden toegestaan, maar dienden wel gereguleerd te worden.
Gebaseerd op de prognoses van het rijk, verwachtte Groningen een half miljoen inwoners in 2000. Als reactie daarop, werd een nieuw structuurplan ontworpen. Het was gebaseerd op de landelijke thematiek en probeerde, met nieuwe woonwijken dicht bij de stad, de suburbanisatie in goede banen te leiden. In 1969 werd het plan gepresenteerd.
De woonwijken rondom de stad werden in het nieuwe plan beschouwd als zelfstandige woongebieden (zogenaamde sectoren), maar waren qua werkgelegenheid aangewezen op het centrum. Een uitgebreid wegennetwerk zou het reizen tussen wonen en werken bevorderen. Tussen de stad en de nieuwe wijken werden groene zones ontworpen. Dit om de nieuwe wijkbewoners het gevoel van ‘buiten de stad wonen’ te geven. Een dergelijk ontwerp werd ook wel aangeduid met de term ‘sectorenstad’. In het structuurplan werden aan de noordoostzijde Lewenborg, Beijum, Ulgersmaborg en Oosterhogebrug gepland.
Tussen 1901 en nu werden voor de stad Groningen diverse structuur- en uitbreidingsplannen gemaakt. Deze plannen zijn van invloed geweest op de feitelijke ontwikkeling van Groningen.
Er zijn geen objecten gevonden