Uitbreidingsplan Berlage en Schut, 1928-1932, 1934, 1936, 1939 en 1942
In 1923 werd ingenieur H.P.J. Schut de nieuwe directeur van de dienst gemeentewerken in Groningen. Samen met de befaamde architect en stedenbouwkundige Hendrik Petrus Berlage werkte hij aan een nieuw uitbreidingsplan. In december 1928 presenteerden zij de eerste versie van hun Uitbreidingsplan Groningen.
Het plan bood Groningen de mogelijkheid om uit te groeien tot een stad van 250.000 inwoners. Er werd onder andere rekening gehouden met het zogenaamde Spoorwegplan van de Staats Spoorwegen uit 1918 en het Kanalenplan van de Provincie uit 1923. Delen van het spoorwegtracé en het nieuw te graven Van Starkenborghkanaal zijn goed te herkennen.
Het Uitbreidingsplan bestond uit een nauwkeurig ontworpen patroon van brede wegen, straten, statige parken en pleinen. Binnen dit ontwerp was het ‘bouwblok’ (een bouwperceel dat de volledige ruimte inneemt tussen vier straten) het belangrijkste element. Samen met de straten gaven zij structuur aan de stad. De bouwblokken waren niet nader architectonisch ontworpen. Dit werd overgelaten aan verschillende architecten.
In 1931 maakten de Spoorwegen bekend dat hun ambitieuze spoorwegplannen niet gerealiseerd zouden worden. Berlage en Schut zagen zich genoodzaakt het plan te herzien. In het nieuwe Plan van Uitbreiding 1932 verdwenen daarom de geplande spoorlijnen. Een tweetal ringwegen vormden de belangrijkste infrastructurele oplossingen voor de voorspelde verkeerstoename. Het ontwerp werd op sommige plekken zorgvuldiger uitgewerkt of veranderd. Overeenkomstig de plannen verrezen tussen 1929 en 1932 delen van de Korrewegwijk en de Oosterparkwijk. Bijzonder was dat dit gebeurde zonder de voor een uitbreidingsplan benodigde provinciale goedkeuring.
Tussen 1901 en nu werden voor de stad Groningen diverse structuur- en uitbreidingsplannen gemaakt. Deze plannen zijn van invloed geweest op de feitelijke ontwikkeling van Groningen.
Plan van Uitbreiding 1934 1936 1939 en 1942
Het plan bood Groningen de mogelijkheid om uit te groeien tot een stad van 250.000 inwoners. Er werd onder andere rekening gehouden met het zogenaamde Spoorwegplan van de Staats Spoorwegen uit 1918 en het Kanalenplan van de Provincie uit 1923. Delen van het spoorwegtracé en het nieuw te graven Van Starkenborghkanaal zijn goed te herkennen.
Het Uitbreidingsplan bestond uit een nauwkeurig ontworpen patroon van brede wegen, straten, statige parken en pleinen. Binnen dit ontwerp was het ‘bouwblok’ (een bouwperceel dat de volledige ruimte inneemt tussen vier straten) het belangrijkste element. Samen met de straten gaven zij structuur aan de stad. De bouwblokken waren niet nader architectonisch ontworpen. Dit werd overgelaten aan verschillende architecten.
In 1931 maakten de Spoorwegen bekend dat hun ambitieuze spoorwegplannen niet gerealiseerd zouden worden. Berlage en Schut zagen zich genoodzaakt het plan te herzien. In het nieuwe Plan van Uitbreiding 1932 verdwenen daarom de geplande spoorlijnen. Een tweetal ringwegen vormden de belangrijkste infrastructurele oplossingen voor de voorspelde verkeerstoename. Het ontwerp werd op sommige plekken zorgvuldiger uitgewerkt of veranderd. Overeenkomstig de plannen verrezen tussen 1929 en 1932 delen van de Korrewegwijk en de Oosterparkwijk. Bijzonder was dat dit gebeurde zonder de voor een uitbreidingsplan benodigde provinciale goedkeuring.
Tussen 1901 en nu werden voor de stad Groningen diverse structuur- en uitbreidingsplannen gemaakt. Deze plannen zijn van invloed geweest op de feitelijke ontwikkeling van Groningen.
Plan van Uitbreiding 1934 1936 1939 en 1942
De nieuwe burgemeester H.P.J. Bloemers stelde begin jaren dertig voor om het Plan van Uitbreiding uit 1932 van de befaamde architect H.P. Berlage en directeur van de Dienst Gemeentewerken H.J.P. Schut aanzienlijk te verkleinen. Hij verwachtte namelijk niet dat het inwonertal van de stad zo zou toenemen als een paar jaar eerder was gedacht. Het aangepaste plan werd in 1934 voltooid en stond al gauw bekend als het ‘Plan Bloemers-Schut’.
Ten opzichte van de plannen van Berlage en Schut was in dit nieuwe plan de buitenste bebouwingsring simpelweg van de kaart geveegd. De grootschalige infrastructuur, waaronder de ringwegen en het Van Starkenborghkanaal, bleef onveranderd. Inmiddels werd er al wel volop gebouwd. Aan de noordoostzijde van de stad dijden de Oosterparkwijk en Korrewegwijk (rondom de Heymanslaan) steeds verder uit en in het zuidwesten werd er begonnen aan de Zeeheldenbuurt (Van Brakelplein). Ook werd het Oosterpark aangelegd en was begonnen met een uitbreiding van de riolering en gas- en waterleidingen.
Ondanks het gemeentelijke vertrouwen in het plan, bleek Gedeputeerde Staten niet tevreden met de verkleinde versie van het Plan Bloemers-Schut. De provincie had bijvoorbeeld kritiek op het feit dat de ringwegen niet aansloten op het provinciale wegenplan. Ook vond de provincie dat het plan teveel leunde op oude, negentiende-eeuwse ideeën over de stad. Het kon veel moderner. Zowel in 1936 als in 1939 presenteerde de gemeente een aangepaste versie. De laatste werd uiteindelijk na veel gedoe goedgekeurd en kreeg een formele status.
Nog geen twee jaar later besloot de gemeente op eigen initiatief het plan wederom te herzien. Uiteindelijk werd dit Plan van Uitbreiding 1942 tot ver in de jaren vijftig gebruikt als basis voor de stadsontwikkeling. De Hoogte, Ooster- en Noorderhogebrug, Grunobuurt Zuid, de Rivierenbuurt en delen van de Villabuurt kwamen zo tot stand.
Tussen 1901 en nu werden voor de stad Groningen diverse structuur- en uitbreidingsplannen gemaakt. Deze plannen zijn van invloed geweest op de feitelijke ontwikkeling van Groningen.
Jaar
1928