De kaart van G. Heeringa
Deze Plattegrond van Groningen werd in 1919 uitgegeven door boekverkoper en uitgever Scholtens & Zoon. De kaart werd getekend door G. Heeringa, destijds opzichter/tekenaar bij de gemeentewerken van Groningen. Volgens het originele opschrift baseerde hij zich op ‘officiële bronnen’. Hiermee worden waarschijnlijk de actuele kadastrale gegevens uit die tijd bedoeld en een aantal plannen waar de stad op dat moment aan werkte. De oorspronkelijke kaart bevat bovendien een overzicht van voorname gebouwen, waarbij vooral het grote aantal gasthuizen en laboratoria opvalt. Tot slot geeft de kaart informatie over de spoor- en tramlijnen in de stad.
De stad groeit
In 1919 was Groningen een relatief kleine stad met 87.591 inwoners, bijna 100.000 minder dan tegenwoordig. De contouren van de oude vestingwerken waren nog duidelijk zichtbaar. Niet gek, want de stad was in 1876 begonnen met het ontmantelen van de oude stadswallen; een klus die pas in 1912 gereed kwam met de demping van een deel van het Boterdiep. De ontmanteling was het gevolg van de Vestingwet uit 1874, die bepaalde dat alle vestingen en linies die in onbruik waren geraakt konden worden afgebroken.
Tot 1874 was de groei van de stad grotendeels opgevangen binnen de oude stadswallen. Hier en daar waren wel wat buurten buiten de vesting ontstaan, bijvoorbeeld op de plek van de huidige Oosterpoort. Maar van echt ‘volwaardige’ bebouwing was geen sprake. In de laatste kwart van de negentiende eeuw begon Groningen echter dusdanig te groeien dat uitbreiding noodzakelijk werd. De zogeheten ‘slechting’ van de vesting gaf de stad dan ook letterlijk en figuurlijk lucht.
De eerste 25 jaar na de ontmanteling bleven de uitbreidingen nog beperkt. Ten noorden, westen en zuiden van de stad verschenen op particulier initiatief hier en daar wat nieuwe buurtjes bestaande uit een paar straten. Daarmee ontstond een eerste aanzet tot de latere Noorderplantsoenbuurt, de Schildersbuurt, de Oosterparkbuurt en Herewegbuurt. Daarnaast bouwden drie bouwverenigingen een serie arbeiderswoningen aan de Brandenburgersteeg, de Willemstaat, de Frederikstraat, de Badstraten en de Nieuwe Blekerstraat. Tot slot werd een deel van de noordelijke vesting ‘omgebouwd’ tot het Noorderplantsoen en werd de zuidelijke vesting bebouwd met prominente stadsvilla’s aan deftige singels.
Deze uitbreidingen geschiedden nog weinig planmatig. Daar kwam in 1901 verandering in met de aanname van de Woningwet. Deze wet was in de eerste plaats bedoeld om de woonomstandigheden te verberen. Op veel plaatsen in Nederland waren deze tot dan toe ronduit erbarmelijk. Bijna een kwart van de Nederlandse bevolking woonde, vaak met grote gezinnen, in een eenkamerwoning en bijna een derde deel in een tweekamerwoning. De Woningwet bepaalde ook dat alle gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een ordelijk uitbreidingsplan dienden op te stellen, dat als leidraad moest gaan dienen voor de stadsuitbreiding. Het rijk hoopte zo een wildgroei aan slechte woningen tegen te gaan.
In 1903 verscheen het eerste Groninger uitbreidingsplan. Dit Plan van Uitleg was een ontwerp van de toenmalige directeur van de dienst Gemeentewerken ingenieur Jan Anthony Mulock Houwer. Het Plan van Uitleg voorzag hoofdzakelijk in de aanleg van straten, wegen, waterwegen en pleintjes rondom de bestaande stad. Voor zijn ontwerp liet Mulock Houwer zich inspireren door de destijds heersende opvattingen over planning en stedenbouw. Zijn ideale stad was een evenwichtige combinatie van sociaal-economische aspecten (volkshuisvesting, verkeer en recreatie) en esthetiek. Bochtige straten, statige lanen en pleinen met sprekende gebouwen vormden de basis. Helaas bleken deze ‘esthetisch verantwoorde’ infrastructuur en architectuur voor Groningen veel te kostbaar. Daarnaast vormden langdurige onteigeningsprocedures een belemmering voor de planuitvoering. Tot een volledige uitvoer van het plan kwam het dus niet. Toch diende het Plan van Uitleg lange tijd als stedenbouwkundige leidraad. Delen van de Schildersbuurt, de Noorderplantsoenbuurt, de Oranjebuurt, de Korrewegwijk en De Hoogte werden bijvoorbeeld volgens dit plan gerealiseerd.
De kaart nader bekeken
Op de stadsplattegrond van 1919 zijn de aanzetten van een aantal nieuwe uitbreidingen al goed te zien. Zo zijn de Schildersbuurt, de eerste straten van de Oranjebuurt en de Korrewegwijk in wording. Bovendien laat de kaart toenmalige actuele ontwikkelingen zien. Zo wordt het gebied ten oosten van het tegenwoordig gedempte ‘Verbindingskanaal tusschen Boterdiep en Damsterdiep’ gereserveerd voor een ‘Uitbreidingsplan Ziekenhuis’, is het ‘Goorrecht kanaal’ in wording en een ‘Stadspark in aanleg’. Ook opmerkelijk is een viertal straten aan het Gorechtkanaal, midden in de huidige Oosterparkwijk. Dit kleine buurtje, bekend als het Rode Dorp, werd gebouwd in 1918. Het bestond uit 29 houten noodwoningen en 68 semi-permanente bakstenen woningen aan het Zaagmulderswegje. De houten noodwoningen werden rond 1930 gesloopt, de 68 semi-permanente woningen pas in 1968-1969. Verder is ten noorden van de Kraneweg, bij een ‘dode’ arm van het Reitdiep, nog het terrein van een oude houtzagerij (B5) te vinden. Andere opmerkelijke zaken zijn de Gemeentebadplaats bij de Kleine Badstraat (C7), het in 1898 aangelegde Noordersportterrein (E3) - dat amper drie jaar na het verschijnen van deze stadsplattegrond moest wijken voor nieuwe uitbreidingen - en de ‘Verzamelplaats van fecaliën’ (H8), bestemd voor de verwerking van menselijke uitwerpselen. In 1919 was de aanleg van de gemeentelijke riolering namelijk nog in volle gang en was een toilet in veel woningen nog een ton waarvan de inhoud regelmatig werd afgevoerd om tot mest te worden verwerkt. Bijzonder zijn ook de verschillende tramlijnen die de stad doorkruisen. Lijn 1 verbond het Noorderstation met de Grote Markt om vervolgens de Herestraat en Hereweg af te rijden tot voorbij het Sterrebos. Lijn 2 startte op de kruising van de Oostersingel en de Bloemstraat en voerde vervolgens over de Grote Markt, de Vismarkt, de Brugstraat en de Westersingel om uit te komen op de kruising van de Kraneweg met de Friesche Straatweg. Lijn 3 verbond het hoofdstation met de Akerkhof en lijn 4 de Meeuwerderbaan, over de Veemarkt met de Grote Markt. Naast deze vier stadslijnen kende Groningen in 1919 twee regionale tramlijnen die de stad verbonden met Paterswolde en Zuidlaren. Zij vertrokken respectievelijk vanaf de hoek van de Eelderstraat met de toenmalige Hoornsche Dijk (nu Paterswoldeweg) en vanaf de Infanteriekazerne tegenover het Sterrebos.
Huidige monumenten op deze kaart
Voormalige Scheepshypotheekbank
Adres: Gedempte Zuiderdiep 137
Architect: A.D.N. van Gendt en G. Nijhuis
Bouwjaar: 1910
Status: Rijksmonument
Tot ver in de negentiende eeuw vormde het Zuiderdiep de zuidelijke stadsgracht van Groningen. Na het graven van het Verbindingskanaal werd de gracht tussen 1880 en 1885 gedempt en ontstond een brede nieuwe straat. Langs de straat verrezen vanaf de eeuwwisseling verschillende nieuwe gebouwen, waaronder ook het inmiddels voormalige kantoor van de Algemeene Groningsche Scheepshypotheek. Het kantoor, ontworpen door de Amsterdamse architect A.D.N. van Gendt en de Groninger architect G. Nijhuis, kreeg een statige uitstraling, passend bij een bankgebouw in die tijd. Het bevat stijlkenmerken uit de neobarok en valt verder op door een zorgvuldige keuze van bouwmaterialen. Kenmerkend zijn de paarsbruine bakstenen, de leistenen dakbekleding en de plint, uitgevoerd in graniet. Het pand bevat verschillende verwijzingen naar de scheepvaart. Zo is boven de grote trapeziumvormige erker een reliëf zichtbaar waarop we een stuurman aan het roer zien. Een andere verwijzing is te vinden in de topgevel. Hier ‘vaart’ een vol opgetuigd zeilschip op de volle zee.
Watertoren
Adres: Dr. C. Hofstede de Grootkade 48
Architect: J.A. Mulock Houwer
Bouwjaar: 1911
Status: Rijksmonument
De toren aan de Hofstede de Grootkade werd gebouwd tussen 1911 en 1912 in opdracht van het Waterleidingbedrijf van de gemeente Groningen. De architect was de toenmalige directeur van de dienst Gemeentewerken, ir. J.A. Mulock Houwer die een aantal jaren eerder ook verantwoordelijk was voor het allereerste uitbreidingsplan van de stad Groningen. Wat de watertoren aan de Hofstede de Grootkade zo bijzonder maakt is het contrast tussen de nieuwe, vooruitstrevende functie en de vrij traditionele neogotische bouwstijl. De toren is 56 meter hoog en bevatte oorspronkelijk één ijzeren reservoir met een inhoud van 1.000 m3. De watertoren is bekleed met roodbruine bakstenen en heeft een diameter van ongeveer 90 meter. De onderbouw is achthoekig van vorm, en ongeveer 6 meter hoog. De onderbouw gaat over in een zestienzijdige tweede bouwlaag, waarvan acht vlakken zijn voorzien van hoge vensters. Vervolgens is een derde cilindervormig deel te onderscheiden. Het bovenste deel van de toren bestaat uit een eveneens cilindervormige laag met een tentdak. Het bouwwerk wordt bekroond met een ‘lantaarn’.
Voormalig bankgebouw Groninger Bank
Adres: Munnekeholm 10
Architect: A.D.N. van Gendt en J.G. Van Gendt
Bouwjaar: 1917
Status: Rijksmonument
In 1917 gaf de Groninger Bank opdracht tot de bouw van een nieuw kantoor aan de Munnekeholm. Het ontwerp was van de hand van de destijds bekende Amsterdamse architecten A.D.N. van Gendt en J.G. Van Gendt. Het gebouw is een zeldzame representant van het aan de Art Deco stijl verwant expressionisme in de Nederlandse bouwkunst. De massieve voorgevel is bekleed met grijze baksteen. Dit geeft het gebouw een sterk en krachtig voorkomen. Opmerkelijke details zijn de beide waterspuwers in de bovenrand van de gevel en twee keramische ornamenten – zogenaamde pironnen – op de hoekpunten van het dak. De entree met de daarboven gelegen verdiepingen springt iets uit de gevel. Aan weerszijden wordt de ingang geflankeerd door twee zware zuilen. Op sommige plekken is het interieur nog vrijwel in originele staat. Bijzonder zijn de betegelde hal met tocht- en draaideuren en de voormalige directiekamers achterin het gebouw met de oorspronkelijke lambrisering en kastwanden.
Woningbouwcomplex Deliplein
Adres: Deliplein, Atjehstraat
Architect: A.Th. van Elmpt
Bouwjaar: 1918
Status: Rijksmonument
De woningen rond het Deliplein behoren tot een van de eerste grootschalige woningbouwcomplexen in de Korrewegwijk. Ze werden in 1918 als eenheid gebouwd in opdracht van de Vereniging tot Opruiming van Slop- en Gangwoningen; een van de vroege woningcorporaties in de stad. Het ontwerp was van de Groninger architect A.Th. van Elmpt. Oorspronkelijk bevatte het complex 133 arbeiderswoningen, gebouwd rond een hofje. Dit was een bewuste keus van Van Elmpt. Met de aanleg van een binnentuin hoopte hij een donker en vervuild binnenterrein te voorkomen. De woningen worden ontsloten aan het hofje, dat te bereiken is via een monumentale toegangspoort. Daarnaast wordt ook een strook woningen ontsloten via de Atjehstraat. Zij zijn geen onderdeel van het trapeziumvormige gebouw rond de binnentuin, maar maken wel deel uit van het totaalontwerp.
Voormalige Oliefabriek met directeurswoning
Adres: Hoendiepskade 24
Architect: M.G. Eelkema
Bouwjaar: 1910
Status: Rijksmonument
Op de hoek van de Hoendiepskade en de Willem Barentzstraat verrees rond 1910, in opdracht van de firma W.J. Roefsema Pzn., een bedrijfsgebouw met directeurswoning. Behalve als woning deed het complex dienst als stoomoliefabriek (een dikke soort olie bestemd voor de zuigers van stoommachines), pakhuis en kantoor. Het geheel werd ontworpen door de Groninger architect M.G. Eelkema. Architectonisch bevat het complex nog veel verwijzingen naar de negentiende-eeuwse bouwkunst. Vandaar dat ook wel gesproken wordt van zogeheten ‘overgangsarchitectuur’. De staande ramen en het gebruik van natuursteen als latei boven de kozijnen zijn hier voorbeelden van. Bijzonder is de hoekoplossing: een erker op de eerste verdieping met daarboven een loggia en een verticaal accent dwars over de daklijst. De erker wordt door zware consoles ondersteund en figuurlijk gedragen door twee liggende mansfiguren; een sculptuur toegeschreven aan kunstenaar Arie van der Lee
Garage met chauffeurswoning
Adres: Martinikerkhof 8
Architect: P.M.A. Huurman
Bouwjaar: 1913
Status: Rijksmonument
Dit pand, een ontwerp van de architect P.M.A. Huurman, werd oorspronkelijk gebouwd voor de Groninger grootindustrieel J.E. Scholten. In het oeuvre van Huurman is het een bijzonder gebouw omdat hij hier voor het eerst afscheid neemt van de Jugendstil; een stijl die zijn werk tot dan toe kenmerkte. Geheel conform de vernieuwende gedachten over architectuur die ook H.P. Berlage aanhing, liet Huurman overbodige decoraties weg. Die zouden de aandacht kunnen wegnemen van de constructieve details die hij dan ook nog eens extra aanzette door ze uit te voeren in geel graniet. Het uit drie lagen bestaande gebouw heeft per verdieping een andere vormgeving gekregen. Bijzonder zijn de vormgeving van de halfronde deuren op de begane grond, de natuurstenen getrapte omlijsting en de loggia op de derde bouwlaag. Aan weerszijden van dit inpandig balkon, op de plaats waar het muurvlak overgaat in de tuitgevel, plaatste Huurman gebeeldhouwde ornamenten, evenals op de top van de gevel.
Jaar
1919