De kaart van Siebe Jan Bouma
De kaart van Siebe Jan Bouma
In het laatste jaar van de negentiende eeuw wordt in de stad Groningen Siebe Jan Bouma geboren. Hij treedt in de voetsporen van zijn vader en wordt timmerman. Na het doorlopen van de ambachtsschool is hij in 1919 iets minder dan een half jaar als gemeentelijk timmerman in dienst van de afdeling Gemeentewerken van de gemeente Groningen. Maar zijn ambities reiken verder en na een korte studie wordt Bouma een jaar later opnieuw aangenomen bij de gemeente, maar dit keer als bouwkundig tekenaar. Hij werkt er onder de bevlogen directeur ir. J.A. Mulock Houwer, die hem de kans geeft door te groeien in zijn vak. Zo krijgt Bouma al vroeg in zijn carrière, vanaf 1923, de opdracht tot het ontwerpen van kleine functionele gebouwen, waaronder brugwachtershuisjes, urinoirs en tramhuisjes; stuk voor stuk prachtige staaltjes robuuste en expressieve architectuur, veelal opgetrokken in baksteen en natuursteen. Op de hoogte van actuele stilistische ontwikkelingen vertoont deze vroege Bouma-architectuur al duidelijk overeenkomsten met de Amsterdamse School.
In 1925 tekent Bouma deze plattegrond van Groningen, die niet alleen een uitgebreide plattegrond van de stad is, maar tevens - in haar detaillering en grafische vormgeving - een cartografisch kunstwerk. Voor wie en waarom Bouma deze kaart tekende, is onduidelijk; wellicht in opdracht, of puur uit liefhebberij. In 1925 wordt er overigens ook begonnen met de bouw van Bouma’s eerste grote ontwerp; een openbare lagere school aan de J.H. Jansenstraat, al snel gevolgd door de befaamde school aan de Parkweg. Het is het begin van een omvangrijk oeuvre; van scholen en sociale woningbouw tot villa’s, van bruggen en trappen tot gemalen. In korte tijd werkt Bouma zich binnen Gemeentewerken op tot ‘technisch ambtenaar eerste klas’ en blijft hij tot zijn vertrek in 1940 verantwoordelijk voor het ontwerp van de meeste gemeentelijke bouwopdrachten.
In 1942 verlaat Bouma de stad Groningen vanwege zijn aanstelling als directeur van het Openluchtmuseum in Arnhem. Daar hoopt hij zijn fascinatie en appreciatie voor het landleven en haar landelijke bouwkunst te kunnen vormgeven. Helaas worden zijn werkzaamheden door zware bombardementen bemoeilijkt en wijkt hij in 1943 uit naar Enkhuizen, waar hij het Zuiderzeemuseum op- en inricht. Met dit buitenmuseum wil Bouma de vissers- en havencultuur van de Zuiderzee bewaren, die door de komst van de afsluitdijk in 1932 langzaam aan het verdwijnen is.
Tot aan zijn dood blijft deze landbouwkunst een belangrijke rol spelen in het leven van Bouma. Na zijn deelname als kenner van plattelandsarchitectuur aan de manifestatie E55 in Rotterdam, wordt hij in 1959 als wetenschappelijk ambtenaar aangesteld bij het Ministerie voor Onderwijs, Kunst en Wetenschappen. Daar is verantwoordelijk voor de inventarisatie en documentatie van de landelijke architectuur. Uit alles blijkt dat Siep Bouma een gedreven, getalenteerd en sociaal geëngageerd figuur was. Van timmerman en bouwkundige tot directeur en wetenschapper. Naast zijn bezieling voor (landelijke) architectuur, hield hij tevens van schilderen, filmen, fotograferen en musiceren, en zocht hij aansluiting bij kunstkringen als De Ploeg. In december 1959 overlijdt hij op 60-jarige leeftijd.
De kaart goed bekeken
Deze plattegrond van Groningen geeft in zijn (carto)grafie een uniek tijdsbeeld. Het is het moment waarop Groningen aan het begin staat van grootschalige uitbreidingen en volop investeert in openbare bouwkunst. In het noorden is zojuist de Tuinbuurt verrezen, in het noordoosten zijn de Korrewegwijk & De Hoogte in aanleg en onder het Hoofdstation in het zuiden is de kleine Grunobuurt al gebouwd. Het dorpje Helpen, inmiddels Helpman geheten, behoort bij de stad. In het westen, voorbij het nieuw gegraven Gorechtkanaal, tekent zich de eerste bebouwing van de Oosterparkwijk af. Het kleine buurtje boven het openbaar slachthuis is het begin van de bloemenbuurt die ontworpen is door de kaartmaker zelf. Op de plek waar zich het academisch ziekenhuis bevindt, ligt de nog te dempen Singelgracht; een overblijfsel van de zeventiende-eeuwse vestingwerken. In het noordoosten hebben deze aan het einde van de negentiende eeuw al plaatsgemaakt voor het Noorderplantsoen, waarin de Kiosk een aantal jaren later vervangen zal worden door het paviljoen naar een ontwerp van de kaartmaker.
De kaart van Siebe Jan Bouma is zeer gedetailleerd, zowel in beeld als woord. Alle straten hebben een naamsvermelding, bijzondere gebouwen worden toegelicht en de routes richting de stadsomgeving staan vermeld; zowel de fiets- en autoroutes (in kilometers), als de trein en tram. Linksonder, in een kleine legenda, wordt zelfs een twaalftal hotels verklaard. Dit zou er, tezamen met de onderstaande ‘Wandelkaart van de omstreken ten zuiden van Groningen’, op kunnen wijzen dat de kaart bedoeld is voor de recreant. Op de inzet worden wandelwegen aangegeven, evenals een aantal cafés. Of Bouma deze kaart in opdracht van Gemeentewerken tekende is daarmee niet zeker. Wel signeerde hij linksonder de plattegrond als ‘tekenaar gemeentewerken’. Linksboven, als versiering van het binnenkader, is een abstract grafische weergave van zijn initialen S.J.B. te ontdekken. In het oosten siert het wapen van Groningen als kompas.
Monumenten van Siebe Jan Bouma
Schoolgebouw, J.H. Jansenstraat 17-19
Dit gebouw, opgeleverd in 1927, aan de Jan Hissink Jansenstraat was de eerste school die architect Siebe Jan Bouma ontwierp. In tegenstelling tot zijn latere ontwerpen maakt het volledig deel uit van de straatwand en ligt het ingebed in de bebouwing. Het pand heeft twee nummers omdat het gebouw oorspronkelijk onderdak bood aan twee scholen: het was een zogeheten dubbelschool.
De school is ontworpen in de Amsterdamse Schoolstijl en heeft een L-vormige plattegrond waarvan één gevel aan de Jan Hissink Jansenstraat ligt. De tweede vleugel is naar achteren gelegd en omsluit het speelterrein. Het gebouw is inmiddels door architectenbureau Signatuur verbouwd tot zeven appartementen en twee bedrijfsruimtes. Boven de ingang rechts in het gebouw (nummer 17) bevindt zich een fraaie sluitsteen met vrouwenfiguur van de bekende Groningse beeldhouwer Willem Valk. Het is inmiddels een Gemeentelijk Monument in voorbescherming.
Schoolgebouw, Parkweg 128
De voormalige Leonard Springer- en Mulock Houwerschool (1927) was genoemd naar de ontwerpers van het naastgelegen Stadspark. Nu heet het Vensterschool De Starter en herbergt het naast een basisschool ook meerdere buitenschoolse activiteiten. De opzet van de school, met twee verdiepingen, werd bepaald door de ligging langs de Parkweg, ter hoogte van de entree van het Stadspark aan de Paterswoldseweg, en het terrein van de bestaande school die voor de bouw van deze school werd afgebroken. Het is daarmee een langgerekt gebouw geworden met een uitgesproken gevel. De bijzondere symmetrie van het gebouw wordt echter optimaal vanuit de Westinghousestraat ervaren.
De symmetrische opbouw van de school bestaat uit een centraal gelegen ingangspartij en gymzaal met aan weerszijden een vleugel met klaslokalen. De voormalige gymnastiekzaal lag in de halfronde uitbouw met hooggeplaatste ramenpartij. In deze bebouwing is het trappenhuis ondergebracht. De gevel aan de straatzijde is, typerend voor Bouma, gesloten vormgegeven. In combinatie met het materiaalgebruik van donkere bakstenen en dakpannen heeft het schoolgebouw hier een massief uiterlijk gekregen. Daarentegen opent de bebouwing zich aan de zijde van het achtergelegen schoolplein, de zonzijde. De klaslokalen zijn dan ook aan deze zijde van de bebouwing geplaatst, terwijl de gang langs de ‘donkere’ gevel is gezet.
De gevel is opgebouwd uit lichtbruine baksteen in verschillende metselverbanden. De bebouwing van de vleugels valt op door de schuin aflopende dakbekleding en de stalen raamstroken die net onder de goot zijn geplaatst en daardoor een bijzonder horizontaal accent vormen. De verticale variant van deze lichtelementen wordt aan weerszijden van het voormalige gymnastieklokaal toegepast. Een laag gemetseld muurtje geeft de scheiding aan tussen het openbare gebied en het terrein van de school. Zowel dit muurtje als de school genieten de status van rijksmonument.
Dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken, Zuiderdiep 98
Bouma ontwierp het kantoor voor de Dienst Gemeentewerken (1928) toen hij daar als gemeentearchitect in dienst was. Het gebouw is representatief voor Bouma's monumentale en expressieve ontwerpen in de Amsterdamse Schoolstijl. Het ontwerp laat verschillende gevelbehandelingen zien. Aan de zijde van het Zuiderdiep valt het zwaar overhellende dak op, waar de dakpannen op monumentale wijze en bijna verticaal zijn geplaatst. Daaronder is, direct onder de goot, een aaneengesloten horizontale raampartij gezet. De entree van het gebouw is aan het binnenplein gelegen en is via een asymmetrische poort aan de zijde van het Zuiderdiep te bereiken. Om de stedelijkheid van het gebouw te vergroten is de bebouwing op de hoek monumentaal aangezet. Niet alleen in hoogte maar ook voor wat betreft de bijzondere rondingen in het metselwerk die de verticaliteit op deze plek nog eens vergroten. De zijgevel langs de Ubbo Emmiusstraat valt op door de ritmische ordening van ranke gemetselde ribben, afgewisseld met hoge en smalle ramen. Blikvanger aan deze zijde is het lichtgebogen gevelhoge glas-in-lood venster van het trappenhuis. Andere bijzonderheden zijn de beeldhouwwerken van Willem Valk die refereren naar de functie van het gebouw. Het gebouw is weer in de oorspronkelijke kleuren gezet. Het is inmiddels beschermd als Rijksmonument.
Architectenbureau Karelse en Van der Meer kreeg de opdracht een uitbreiding te maken die zou aansluiten bij het bestaande gebouw. Met de uitbreiding werd ook de entree van het oude naar het nieuwe gebouw aan het Zuiderdiep verplaatst. In een lang en wigvormig kavel werd circa 6100 m2 kantoorruimte gerealiseerd. De dienst kreeg een open gebouw ‘waarin men zich niet kan verbergen’ met een centrale trap, zó smal dat je ‘elkaar wel tegen moet komen’.
Galerijwoningen, Turfsingel 64-74
De galerijwoningen aan de noordzijde van de Turfsingel (1937), naast het Praediniusgymnasium, vallen op door de ambachtelijke en traditionele bouwstijl. Het complex is opgebouwd uit een H-vormige plattegrond met drie bouwlagen onder een zolderverdieping. In totaal zijn er 22 woningen ondergebracht waaronder 10 parterrewoningen en 12 bovenwoningen op de verdiepingslaag. De benedenwoningen hebben voortuinen en de bovenwoningen een extra woonlaag. De laatstgenoemde zijn via monumentale trappen aan weerszijden van het complex te bereiken. Het geheel geniet inmiddels de status van Rijksmonument.
Het ontwerp kenmerkt de invloed van de Delftse School, met name vanwege het feit dat zowel de materialen, vormgeving en details refereren aan de Nederlandse bouwtraditie. Zo verwijzen o.a. de topgevels, zadeldaken, de traditionele kozijnindeling met luiken en het siermetselwerk naar ambachtelijkheid en traditionele motieven. Aan de zijde van het gymnasium zijn zelfs originele zeventiende-eeuwse natuursteen elementen in de gevel verwerkt. Deze behoorden tot een voormalig woonhuis in de stad.
Het Grafisch Museum, Rabenhauptstraat 65
Dit voormalige schoolgebouw, dat invloeden vertoont van architect Dudok, staat haaks op de Rabenhauptstraat. Een dergelijke plaatsing komt in Groningen weinig voor. Het gebouw, opgeleverd in 1929, heeft een rechthoekige plattegrond, waarop twee bouwlagen met een schildkap gebouwd zijn. Tegen de westgevel is een toren geplaatst waarin een schoorsteen is opgenomen. Als extra accent zijn er drie horizontale betonplaten halverwege de schoorsteen aangebracht. Opvallend is de gesloten gevel aan de straatkant. De klaslokalen, met grote raampartijen voor de zon, zijn gericht op een groot, door muren omgeven, speelplein. De kinderen mochten niet afgeleid worden door de activiteiten op straat. Een hoge muur laat een fraai metselverband zien. Het plein is bereikbaar via een poortgebouw met een paraboolvormige entree. Een door Willem Valk gebeeldhouwde pelikaan als sluitsteen, benadrukt deze. Door het zware metalen hek kan men een blik werpen op het binnenterrein. Kenmerkend voor Bouma is dat hij tegenstellingen in bouwvolumes en materiaalbehandeling heeft toegepast. Ook zijn er horizontale en verticale accenten in het ontwerp aangebracht. De school is een tijdje dependance geweest van de school van Bouma aan de Parkweg, de Leonard Springer en Mulock Houwerschool. Tegenwoordig is het gebouw een Rijksmonument en in gebruik als Grafisch Museum.
Rioolgemaal, Damsterdiep 146
Bij de aanleg van de Oosterparkwijk halverwege de jaren ’20 werd het noodzakelijk om dit laag gelegen gedeelte van de stad droog te malen en de waterhuishouding voor de nieuwe wijk goed te regelen. Om die reden werd in 1928 een hoofdrioolgemaal aan het Damsterdiep gebouwd. In het gebouw wordt zowel de regenwaterafvoer als de rioolafvoer gescheiden verwerkt. De hoofdopzet van het gebouw bestaat uit een doosachtig volume waar kleinere doosvolumes tegenaan zijn geschoven. Deze rangschikking is grotendeels ontleend aan de architectuur van De Stijl. De architectuur en het materiaalgebruik refereren echter meer naar een sobere variant van de Amsterdamse School, maar heeft ook overeenkomsten met het werk van de architect Dudok. Elk bouwdeel bezit een reeks hoge, smalle ramen. De entree van het gebouw wordt gemarkeerd door een abstract beeldhouwwerk van de Groninger beeldhouwer Willem Valk. Het interieur is sinds 1928 niet veranderd en het gebouw is een waardevol Rijksmonument.
Paviljoen Noorderplantsoen, Kruissingel 1
Het paviljoen (1930) ligt op een prominente plaats bij de vijver in het Noorderplantsoen. Het plantsoen is opgezet vanuit het concept van de Engelse romantische landschapstuin. De plattegrond van het paviljoen herhaalt in eerste instantie de ovale vorm van de vijver. Het bestaat uit één bouwlaag onder een plat en is uit traditionele materialen als baksteen met houten kozijnen opgebouwd. Het meest opvallende onderdeel is de ronde serre die als de boeg van een schip op de vijver afstevent. Een dergelijk motief is typerend voor de bouwstijl die het Nieuwe Bouwen wordt genoemd. Het openbare gedeelte is in deze serre ondergebracht zodat de bezoekers kunnen genieten van het uitzocht op de vijverpartij. Het dienstgedeelte, dat aan de achterzijde in de ovale vorm is geschoven, is kubistisch vormgegeven. Opvallend hier is de geometrische decoratie van de opbouw op deze kern die doet denken aan de aanzet van een mast. Het lage vloeiende horizontale openbare gedeelte contrasteert met het hogere, hoekige verticale bedrijfsgedeelte. Binnen is duidelijk te zien dat de serre gedeeltelijk om de dienstruimten is gevouwen. Het buffet en de keuken worden hiermee gedeeltelijk bij de eetruimte getrokken. Het paviljoen is inmiddels een Rijksmonument.
Dubbele villa, Hondsruglaan 17-19
Het uitbreidingsplan ‘Villapark’ (1928) werd ten zuiden van de stad aangelegd op het voormalige landgoed de Esserberg. In dit eerste plan werd ervan uitgegaan dat de Hondsruglaan een belangrijke toegangsweg zou worden. De villa’s die langs deze ‘hoofdas’ werden gebouwd, kregen dan ook een forse architectuur mee. De dubbele villa, inmiddels een Rijksmonument, staat prominent op een hoek. Hij bestaat uit drie bouwlagen, waarvan de bovenste twee onder steile kappen zijn geplaatst. Het ontwerp, met de vele baksteendetails en variaties in het muurvlak, is conform de Amsterdamse Schoolstijl. De twee woningen zijn goed van elkaar te onderscheiden omdat ze haaks op elkaar staan. Op de plaats waar de twee woningen elkaar ontmoeten, zijn in de oksel muurvlakken gemetseld. In de vormgeving zijn verschillen te zien, zoals de daken die net als de ramen op verschillende hoogte beginnen. Dit is typerend voor de bouwstijl van Bouma. Het complex is opgebouwd uit gele baksteen, paarse mondsteen en houten kozijnen met glas in lood. Het prachtige verticale strookvenster ter hoogte van de schakeling van de woningen zorgt voor de daglichttoetreding in dit hoog opgemetselde muurvlak. Helaas is de oorspronkelijke detaillering verloren gegaan toen het werd vervangen door kunststof.
Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, de terugval van het particulier bouwinitiatief en de verminderde koopkracht, stagneerde de verkoop van percelen. Een oplossing werd gevonden in het verkleinen van de bouwterreinen. De naoorlogse invulling van het Villapark heeft dan ook een veel kleinere architectonische en stedenbouwkundige schaal dan hun vooroorlogse voorgangers in de wijk.
Jaar
1925