De Kleine Haubois
Deze kaart, de ‘Kleine Haubois’, is een bijzondere versie van de oorspronkelijke kaart van Egbert Haubois uit 1643: de kaart die decennia lang de meest betrouwbare plattegrond van de stad Groningen was. De oorspronkelijke Haubois kaart verscheen al eerder in de serie. Deze kleurrijke ‘kleine’ versie is verrijkt met nieuwe informatie en bevat bovendien portretten van de stadhouders van Groningen en prachtige afbeeldingen van de destijds rond de stad Groningen liggende forten.

Egbert Haubois
Het is niet zeker of Egbert Haubois in de stad Groningen is geboren. Wel weten we dat hij tussen 1608 en 1610 aan de Lamme Huingastraat, de huidige Akerkstraat, woonde. Waarschijnlijk heeft Haubois een opleiding tot ingenieur en vestingbouwkundige gevolgd in Franeker. In 1631 duikt zijn naam weer op in de stad Groningen. In dat jaar vraagt hij samen met boekhandelaar Nathaneal Roman aan het College van burgemeesteren en raad om een getekende kaart van de stad Groningen in koper te mogen uitsnijden en te drukken. Het College gaat akkoord en Haubois begint met landmeten en tekenen. Hij kiest ervoor om de stad in vogelvluchtperspectief weer te geven. Kopergraveur Jan Lubberts Langeweerd graveert de plattegrond van Haubois. Deze gravures dienen niet alleen voor de eerste uitgave, maar ook voor latere edities, waarbij wijzigingen in de stad op de koperplaten werden aangepast. Voor deze ‘Kleine Haubois’ – die negen jaar later werd uitgegeven en origineel 46 bij 55,5 cm meet - werd op basis van de Hauboiskaart een nieuwe plattegrond getekend en werden nieuwe gravures vervaardigd door Salomon Savery. Aan de plattegrond van de stad werden afbeeldingen toegevoegd van de stadhouders van Stad en Lande en omliggende vestigingen, de zogenaamde fortressen. Een jaar nadat deze ‘Kleine Haubois’ werd uitgegeven, overleed de maker. Hij woonde op dat moment in de Folkeringestraat, de huidige Folkingestraat. 
 
Groningen in de Tachtigjarige Oorlog
De Tachtigjarige Oorlog - de opstand van de Nederlanden tegen het machtige Spaanse Rijk onder Filips II – ging niet aan Groningen voorbij. Op het moment dat de stad na een bezetting van meer dan twee decennia weer vrij was van de Spaanse overheersing, werd Groningen in 1568 toch weer ingenomen. Nu door de Spaanse hertog van Alva en zijn voornamelijk uit Walen bestaande leger. Nadat de soldaten in 1577 vertrokken, had alleen het ommeland zich aangesloten bij de Unie van Utrecht; de overeenkomst van een aantal gewesten, waarin onder andere stond beschreven dat zij de strijd tegen de Spanjaarden gezamenlijk zouden aangaan. De stad ondertekende deze overeenkomst echter niet. Onder leiding van stadhouder Rennenberg keerde de stad in 1580 zelfs weer terug onder het gezag van de Spaanse koning Filips II; uiteraard tot groot ongenoegen van prins Maurits, de Friese stadhouder graaf Willem Lodewijk en de ommelanden. De Friese graaf en zijn leger probeerden de stad vervolgens te ‘reduceren’; terug te brengen tot de Nederlanden. Uiteindelijk duurde deze reductie van Groningen tot 1594. Op 23 juli van dat jaar nam het Staatse leger, dat zich aan de zuidzijde van de stad had verschanst, Groningen weer in. Het gewest Stad en Lande ging vervolgens als zevende, en tevens laatste provincie deel uitmaken van de Republiek der Verenigde Nederlanden. 

In Groningen waren achtereenvolgens graaf Willem Lodewijk van Nassau (1595-1620), prins Maurits van Oranje (1620 – 1625), Ernst Casimir (1625-1632), Hendrik Casimir I (1632 – 1640) en Frederik Hendrik (1640-1647) stadhouder van Stad en Lande. Onder gezag van de stadhouder werd de stad Groningen bestuurd door het College van burgemeesteren en raad, bestaande uit vier burgemeesters en twaalf raadsheren. 
 
Groningse vesting en de grote stadsuitleg
Ter verdediging van de stad had Groningen rond 1150 een aarden wallenstelsel met daarop een houten constructie op de plek waar nu de Diepenring ligt. Hiervoor werd de aarde gebruikt die vrijkwam bij het graven van de aangelegen grachten. Twee eeuwen later, rond 1337, worden deze vestingwerken uitgebreid met een stenen muur, torens en een extra brede gracht. Aarden wallen dienden om weerstand te kunnen bieden aan de kogels die door de uitvinding van het buskruit een nieuwe bedreiging voor de stad vormden. Stenen muren alleen waren daarvoor geen oplossing; die konden kapotgeschoten worden. Twee jaar na de reductie van Groningen, in 1596, namen de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden op verzoek van het Groningse stadsbestuur het besluit om de verdedigingswerken te verbeteren. In eerste instantie beperkten de werkzaamheden zich vanaf 1608 tot de aanleg van een wal met vijf bastions aan de zuidzijde van Groningen. Nog voor aan een soortgelijke versterking aan de noordzijde van de stad werd begonnen, ontstond in 1614 een nieuw plan. Het behelsde een grootse uitleg aan de noord- en oostzijde om extra woonruimte te creëren. Omdat de Spaanse dreiging nog niet geheel was geweken, werd de gehele stad – inclusief de nieuwe uitbreiding - van een brede en tien meter hoge aarden stadsomwalling met zeventien bastions, zeven poorten en vijf waterpoorten voorzien. In de nieuwe of vernieuwde wallen werden met het puin van de door de reformatie verwoeste abdij van Aduard nieuwe poorten gebouwd: de Boteringepoort, de Ebbingepoort, de Steentilpoort, de Oosterpoort, de Herepoort, de A-poort, de Kranepoort. 

De oppervlakte van de stad werd met de nieuwe uitleg verdubbeld tot 196 hectare. In de 'nieuwe uitleg' ontstaan, temidden van een vrijwel rechthoekig stratenpatroon, vier pleinen of open ruimten: de Ossenmarkt, het Nieuwe Kerkhof, de Steenmarkt en de Houtmarkt. Laatstgenoemde werd na tien jaar al vervangen door de scheepstimmerwerf die inderdaad op de kaart zichtbaar is. In het nieuwe stadsdeel kwam de bebouwing maar langzaam op gang. Het bood eeuwenlang ruimte voor de stedelijke groei. Zelfs in de negentiende eeuw waren nog veel delen onbebouwd. Ze dienden veelal als (moes)tuin.

Jaar

1652