Plan van Gendt, 1875-1876
In 1875 wordt afgesproken dat de Groninger vestingwerken, die eigendom zijn van het rijk, geslecht mogen worden volgens een gezamenlijk plan van rijk en gemeente. Na de slechting mag de gemeente de bestaande wegen en de overige infrastructuur kosteloos overnemen. De bouwgronden worden door het rijk verkocht. Het gemeentebestuur vraagt de Minister van Financiën om met een plan te komen. Dit wordt gemaakt door de Ingenieur der Ontmanteling, F.W. van Gendt.
 
Op de vrijkomende gronden projecteert van Gendt twee ringwegen: één aan de binnenkant en één aan de buitenkant van de voormalige gracht. Al is van echte ringwegen eigenlijk geen sprake omdat ze tussen het Damster- en het Winschoterdiep niet doorlopen en op verschillende plaatsen door waterlopen worden onderbroken. Tussen de 'ringwegen' ontwerpt Van Gendt een stratenplan dat aansluit op het hoofdpatroon van het oude centrum. De tussengelegen gronden worden in percelen opgedeeld en als bouwterrein aangemerkt. Op de kop van de Oosterpoort wordt een veemarkt geprojecteerd. En op de te dempen vestinggracht tussen de A- en de Kranepoort kan een nieuw ziekenhuis gebouwd worden. 
 
Van Gendt houdt in zijn plan rekening met de provinciale plannen voor het graven van een verbindingskanaal tussen Hoornsche- en Winschoterdiep, dat via de Oosterhaven tevens in verbinding moet gaan staan met het Eemskanaal, waarvan de aanleg in 1866 was gestart. De vestinggracht tussen Damster-en Boterdiep is eveneens bedoeld voor een door de provincie te graven kanaal. Idee is om de gracht tussen het Reitdiep en Boteringepoort grotendeels te dempen ten behoeve van de aanleg van een plantsoen. Tussen Boteringepoort en Boterdiep wordt de gracht in het plan geheel gedempt.
 
Hoewel de gemeenteraad nogal wat op- en aanmerkingen heeft op het plan, dient het toch als basis voor verdere onderhandelingen met het rijk. Zeker nadat de gemeente de verzekering krijgt dat veranderingen te allen tijde mogelijk zullen zijn. In 1875 besluit de raad definitief de slechting van de vesting aan de staat over te laten. Voorwaarde is wel dat de slechting binnen drie jaar na het tekenen van het definitieve contract – dat pas in 1878 tot stand komt – voltooid moet zijn en dat de door de Raad voorgestelde wijzigingen in het plan worden meegenomen.
 

Jaar

1875