Spoorwegplan 1918
Dankzij omvangrijke grenswijzigingen uit 1910, 1912 en 1915 waarbij delen van de gemeenten Noorddijk, Hoogkerk en Haren bij de stad werden getrokken, maar ook door een groots spoorwegplan uit 1918, ondervond de gemeente pas in de loop van de jaren tien de complexe problematiek van haar uitbreidingsplan. Het werd noodzakelijk het Plan van Uitleg ingrijpend te herzien om de nieuw verkregen grond te bestemmen en ruimte te bieden aan prestigieuze spoorwegplannen die voorzagen dat Groningen, dankzij een centrale ligging tussen Engeland, Duitsland en de Randstad, de komende decennia uit zou groeien tot dè doorvoerstad van het noorden.38 Normaal gesproken ving de gemeente dergelijke veranderingen in het ruimtelijk beleid op via lichte bijstellingen van Mulock Houwers opzet uit 1905. 

Geconfronteerd met de grootsheid van de spoorwegplannen en de omvangrijke grenswijziging uit 1915, waarbij naast een noordelijk deel van de gemeente Haren ook het gehele grondgebied van de gemeente Helpman werd geannexeerd, bleek echter al gauw dat binnen de dienst Gemeentewerken onvoldoende expertise aanwezig was deze ingrijpende plannen te concretiseren. Vanaf 1918 bogen diverse commissies zich over de uitwerking van het spoorwegplan. In 1920 besloot de gemeente ook ten aanzien van een nieuw, door Mulock Houwer geschetst zuidelijk stadsdeel deskundige hulp in te roepen. De planning van dit zogenaamde 'Plan Helpman' was namelijk uitermate complex gebleken. 

Dientengevolge werden de directeur gemeentewerken van Arnhem, W.F.C. Schaap, en de vooraanstaande bouwmeester H.P. Berlage als extern adviseurs aangetrokken. Samen met Mulock Houwer hielden zij zich enige tijd bezig met het zuidelijke bebouwingsplan. Al snel kwamen de echter commissieleden tot de conclusie dat een goede bestudering van de materie vrijwel onmogelijk was omdat, vooral doelend op het nog nauwelijks uitgewerkte spoorwegplan, hiertoe enkel onzekere gegevens voor handen waren. Uiteindelijk werden in het Plan Helpman nauwelijks wijzigingen aangebracht en stelde de commissie, geheel in lijn van de gebrekkige pretenties van Mulock Houwers Plan van Uitleg, voor om ten aanzien van de zuidelijke uitbreiding een afwachtende houding aan te nemen. Hierbij tekenden zij wèl aan dat de commissieleden er niet voor konden instaan "...dat de ontworpen wijk zich later als [een] geheel logisch gedacht onderdeel zou voegen in het grooter groeiende stadsorganisme (...)". Ondanks dit voorbehoud besloot de gemeenteraad in 1921 om het Plan Helpman goed te keuren. Kort daarop werden de bouwactiviteiten gestart en ontstond een wijk waarin Mulock Houwers plan ook nu nog duidelijk te herkennen is. 

De plannen van Berlage en Schut
Na zijn pensionering in 1923 werd Mulock Houwer opgevolgd door de oud genie-officier Ir. H.P.J. Schut. Dit was tevens het moment waarop werkelijk het besef doordrong dat het Plan van Uitleg moeilijk nog als uitgangspunt kon dienen voor het verdere ruimtelijk beleid. Bij zijn aanstelling wees Schut dan ook op de wenselijkheid tot het opstellen van een geheel nieuw uitbreidingsplan dat behalve een verkeersplan tevens de bepaler moest zijn voor woningbouw, parkaanleg, nijverheid en spoorwegen. Tijdens dit pleidooi liet hij ook doorschemeren wie hij bij de vervaardiging van een dergelijk prestigieus plan wilde betrekken, daar hij het college van B&W bekend maakte met de expertise die H.P. Berlage had opgedaan als stedenbouwer in dienst van de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Utrecht (1920 en 1924). Op 4 februari 1925 herhaalde directeur Schut zijn betoog, en wees hij ook de pas aangetreden wethouder van Openbare Werken, de SDAP-er E. Rugge, op de grote ervaring van Berlage. Ondanks dit enthousiasme werd pas begin 1927 besloten om een geheel nieuw uitbreidingsplan voor de stad tot ontwikkeling te brengen. Op voorspraak van Schut werd hiervoor wel de inmiddels 71-jarige Berlage aangetrokken. Na diens kortstondige adviseurschap werd 'Nederlands meest vooraanstaande bouwmeester' dus opnieuw betrokken bij de Groninger stedenbouw, nu echter als 'extern deskundige' en in een aanmerkelijk grotere rol. 

Zonder een noemenswaardig demografisch vooronderzoek waren Berlage en Schut binnen de dienst gemeentewerken samen verantwoordelijk voor de opstelling van een uitbreidingsplan dat voor Groningen de mogelijkheid moest bieden om de komende zeventig jaar uit te groeien tot een stad van 250.000 inwoners. Dit betekende dat rekening werd gehouden met meer dan een verdubbeling van het bevolkingsaantal. In 1928 presenteerden Berlage en Schut een eerste versie van hun plan, waarbij ten noorden van de stad ruimte was uitgespaard voor de ambitieuze spoorwegplannen. Eind 1931 maakten de NS echter bekend dat zij de komende decennia geen veranderingen in de bestaande spoorwegsituatie verwachtten.

Jaar

1918