Uitbreidingsplan Berlage en Schut, 1928-1932
In 1923 wordt ingenieur H.P.J. Schut de nieuwe directeur van de dienst gemeentewerken in Groningen. Samen met de befaamde architect en stedenbouwkundige Hendrik Petrus Berlage werkt hij vanaf eind 1925 aan een nieuw uitbreidingsplan. In december 1928 presenteren zij de eerste versie.

Het plan biedt Groningen de mogelijkheid om uit te groeien tot een stad van 250.000 inwoners. Er wordt onder andere rekening gehouden met het zogenaamde Spoorwegplan van de Staats Spoorwegen uit 1918 en het Kanalenplan van de Provincie uit 1923. Delen van het spoorwegtracé en het nieuw te graven Van Starkenborghkanaal zijn goed te herkennen. 

Het Uitbreidingsplan van 1928 bestaat uit een nauwkeurig ontworpen patroon van brede wegen, straten, statige parken en pleinen. Binnen dit ontwerp is het ‘bouwblok’ (een bouwperceel dat de volledige ruimte inneemt tussen vier straten) het belangrijkste element. Samen met de straten geven zij structuur aan de stad. De bouwblokken zijn niet nader architectonisch ontworpen. Dit wordt overgelaten aan verschillende architecten en hun opdrachtgevers.

In 1931 maakt de Spoorwegen bekend dat hun ambitieuze spoorwegplannen niet gerealiseerd zullen worden. Ook komen er nieuwe eisen vanuit het rijk ten aanzien van gemeentelijke uitbreidingsplannen. Berlage en Schut zien zich daarom genoodzaakt het plan te herzien.

In het nieuwe Plan van Uitbreiding 1932 verdwijnen de geplande spoorlijnen. Een tweetal ringwegen vormen de belangrijkste infrastructurele oplossingen voor de voorspelde verkeerstoename. Het ontwerp wordt op sommige plekken zorgvuldiger uitgewerkt of veranderd. Overeenkomstig beide plannen verrijzen tussen 1929 en 1932 delen van de Korrewegwijk en de Oosterparkwijk. Bijzonder is dat dit gebeurt zonder de voor een uitbreidingsplan benodigde provinciale goedkeuring.

Plan van Uitbreiding na 1934
 
De nieuwe burgemeester H.P.J. Bloemers stelt begin jaren dertig voor om het Plan van Uitbreiding aanzienlijk te verkleinen. Hij verwachtte namelijk niet dat het inwonertal van de stad zo zou toenemen als een paar jaar eerder was gedacht. Het aangepaste plan wordt in 1934 voltooid en staat al snel bekend als het ‘Plan Bloemers-Schut’.
 
Ten opzichte van de plannen van Berlage en Schut wordt in dit nieuwe plan de buitenste bebouwingsring simpelweg van de kaart geveegd. De grootschalige infrastructuur, waaronder de ringwegen en het Van Starkenborghkanaal, blijft onveranderd. Inmiddels wordt er al wel volop gebouwd. Aan de noordoostzijde van de stad dijen de Oosterparkwijk en de Korrewegwijk (rondom de Heymanslaan) steeds verder uit en in het zuidwesten wordt begonnen aan de Zeeheldenbuurt (Van Brakelplein). Ook wordt het Oosterpark aangelegd en begint men met een uitbreiding van de riolering en gas- en waterleidingen.
 
Ondanks het gemeentelijke vertrouwen in het plan, blijkt Gedeputeerde Staten niet tevreden met de verkleinde versie van het Plan Bloemers-Schut. De provincie heeft  kritiek op het feit dat de ringwegen niet goed aansluiten op het provinciale wegenplan. Ook vindt de provincie dat het plan teveel leunt op oude, negentiende-eeuwse ideeën over de stad. Het kan veel moderner. Zowel in 1936 als in 1939 presenteert de gemeente daarop aangepaste versies. De laatste wordt uiteindelijk na veel gedoe goedgekeurd en krijgt een formele status. 
 
Nog geen twee jaar later besluit de gemeente op eigen initiatief het plan wederom te herzien. Uiteindelijk wordt dit Plan van Uitbreiding 1942 tot ver in de jaren vijftig gebruikt als basis voor de stadsontwikkeling. De Hoogte, Ooster- en Noorderhogebrug, Grunobuurt Zuid, de Rivierenbuurt en delen van de Villabuurt komen zo tot stand.

Jaar

1928