Het 'Nieuwe' Stadhuis
De Waagstraat is door het oorlogsgeweld (zie wederopbouwroute) op het Goudkantoor (1635) na verdwenen. Dit was een storende faktor in de plannenmakerij voor de nieuwbouw van de Gemeentesecretarie. Monumentenzorg heeft in 1949 voorkomen dat dit renaissancegebouwtje hier zou verdwijnen en heeft zich ertegen verzet dat nieuwbouw aan het Oude Stadhuis vastgebouwd zou worden. In 1951 werd voorgesteld een administratiegebouw te maken en dat met een luchtbrug achter het Goudkantoor langs met het Oude Stadhuis te verbinden.
Een monumentale trap die zich richt naar de Herestraat vormt de entree voor het gehele complex. Hij komt uit op de luchtbrug, direkt achter het Goudkantoor. Op de blinde gevel van het Goudkantoor boven de entree is een oude topgevel van elders toegevoegd. Het kantorenblok volgt globaal de richting van de Guldenstraat en staat zodoende scheef ten opzichte van het Oude Stadhuis en de noordwand van de Grote Markt. De liftschacht is half uitgebouwd en vormgegeven als een toren. Samen met het Goudkantoor draagt hij bij aan de beoogde ruimtelijke afsluiting. De onderbouw moest een publieke funktie krijgen: op de begane grond was ruimte voor winkels en op de verdieping voor een restaurant; aan beide uiteinden werd een korte arcade gevormd en er was een publieke doorgang in het midden en een dubbelhoge galerij naar de entree, waarmee het gebouw onderdeel van het stedelijk weefsel moest gaan vormen.
De vormgeving van de gevels versterkt het monumentale karakter: de kopgevels met de uitgebouwde hoeken als een kolossale orde, een adelaar als centraal element. Het geheel wordt bekroond door een zwevende lijst. De gevels van marmer benadrukken de eenheid van het blok, terwijl het skelet toch herkenbaar aanwezig blijft. Er is gewerkt met een wisselend ritme waarin variaties worden opgenomen: de onderbouw tekent zich af in horizontale vensters; de bovenbouw in smallere verticalen.
Een monumentale trap die zich richt naar de Herestraat vormt de entree voor het gehele complex. Hij komt uit op de luchtbrug, direkt achter het Goudkantoor. Op de blinde gevel van het Goudkantoor boven de entree is een oude topgevel van elders toegevoegd. Het kantorenblok volgt globaal de richting van de Guldenstraat en staat zodoende scheef ten opzichte van het Oude Stadhuis en de noordwand van de Grote Markt. De liftschacht is half uitgebouwd en vormgegeven als een toren. Samen met het Goudkantoor draagt hij bij aan de beoogde ruimtelijke afsluiting. De onderbouw moest een publieke funktie krijgen: op de begane grond was ruimte voor winkels en op de verdieping voor een restaurant; aan beide uiteinden werd een korte arcade gevormd en er was een publieke doorgang in het midden en een dubbelhoge galerij naar de entree, waarmee het gebouw onderdeel van het stedelijk weefsel moest gaan vormen.
De vormgeving van de gevels versterkt het monumentale karakter: de kopgevels met de uitgebouwde hoeken als een kolossale orde, een adelaar als centraal element. Het geheel wordt bekroond door een zwevende lijst. De gevels van marmer benadrukken de eenheid van het blok, terwijl het skelet toch herkenbaar aanwezig blijft. Er is gewerkt met een wisselend ritme waarin variaties worden opgenomen: de onderbouw tekent zich af in horizontale vensters; de bovenbouw in smallere verticalen.