Pakhuis Friesland en Overijssel
Het Hoendiep ontwikkelde zich vanaf het eind van de 19de eeuw tot een belangrijke vaarroute, onder andere voor de graanhandel. Aan de Aweg, waar het Eendrachtskanaal in het Hoendiep uitkwam, herinneren de naast elkaar gelegen pakhuizen Overijssel en Friesland aan deze bloeiperiode. 
 
Pakhuis Overijssel, een symmetrisch pand met vier bouwlagen, is de oudste van de twee. Het werd in 1884 als korenpakhuis gebouwd, in opdracht van graanhandelaar J.G. Louma. Op de middelste travee zitten houten hijsdeuren en een trijshuisje, een uitgebouwde kap waaronder een hijsbalk zat. De gevel is opgetrokken uit rode Groninger baksteen, de plint is van natuursteen. Op de hoeken heeft het pand lisenen: verticale gemetselde stroken die iets uit de gevel komen. Omdat de middelste travee net zo ver naar voren komt als de hoeken, liggen de linker en rechter travee iets terug. In de gevel zie je, tussen de rode bakstenen, voor die tijd kenmerkende speklagen: witte stroken die soms van natuursteen en soms gepleisterd zijn. Hier is sprake van dat laatste. Op de bovenste verdieping zitten twee opvallende gietijzeren rozetvensters: ronde raampjes met een bloemmotief. 
 
Graanpakhuis Friesland is een stuk groter dan zijn buurman, en ook wat jonger. Het werd in 1912 gerealiseerd, en ontworpen door de Groninger architecten Kornelis Henricus en Tonnis Holthuis: vader en zoon. Zij kozen voor een ambachtelijk-traditionele bouwstijl. Het pakhuis telt vijf bouwlagen en is asymmetrisch van opzet. Ook hier zie je de kenmerkende houten hijsdeuren en een trijshuisje. In 1923 werd het pand verbouwd, waarbij onder andere een nog aanwezige golfplaten elevatortoren op het dak werd geplaatst. Friesland is rijk gedecoreerd. Boven alle van houten luiken voorziene venster- en deuropeningen zijn segmentbogen te zien, met zogenaamde hanenkammen van rode baksteen. Onder de daklijst zit een boogfries van rode baksteen, met daarboven een tandlijst. 
 
Na de Tweede Wereldoorlog verloren veel graanpakhuizen in de stad Groningen geleidelijk hun functie. Zo ook Friesland en Overijssel. Het gevolg was leegstand, verwaarlozing en gebrek aan onderhoud. Dat leidde uiteindelijk tot plannen voor sloop: niet alleen van Friesland en Overijssel, maar van de hele bocht in de Aweg waar de pakhuizen gesitueerd zijn. Gelukkig vonden deze plannen geen doorgang. 
 
In 1994 werd pakhuis Friesland een rijksmonument, Overijssel volgde iets later. Daarna begon de zoektocht naar een nieuwe functie. Architect Jacob van Ringen speelde hierbij een centrale rol. Hij drong er bij de projectontwikkelaar op aan om de wand, met uitzondering van de beide woningen die in zeer slechte staat waren, te behouden. Dit zorgde voor een geheel nieuwe kijk op de ontwikkeling van deze bocht in de Aweg. 
Na een mislukte poging om beide pakhuizen gezamenlijk tot woningen te verbouwen werden de panden los van elkaar verkocht. Friesland kreeg een kantoorbestemming. Dat de gezamenlijke verbouwing niet doorging, kwam met name doordat de pakhuizen niet de verplichte minimum verdiepingshoogte hadden. 
In Friesland werd een nieuwe trap geplaatst en werden ruimtes opnieuw ingedeeld. Gevels, vloeren en balklagen bleven intact. Ook werd de buitenkant van het pakhuis hersteld. Later vond nog een verbouwing plaats, en kwamen er appartementen in het pand. Maar de zware constructies, nodig om al het handelswaar goed te kunnen dragen, bleken lastig te overwinnen. 

Pakhuis Overijssel kon in het geval van particulier, eigen gebruik de nodige dispensaties krijgen. Architect Van Ringen kocht het daarop zelf, net als het naastgelegen (sloop)pand. Het bureau verbouwde de begane grond van het in slechte staat verkerende Overijssel tot kantoorruimte en de bovenste laag tot woonhuis met atelier. De nieuwe invullingen voegden de architecten helder zichtbaar toe, waarbij ze de originele indeling respecteerden. 

Het probleem van de (te lage) verdiepingshoogte loste het bureau op door delen van de verdiepingsvloeren te verwijderen, om zo dubbele hoogtes te creëren. Dat leverde een interessante verticale beleving van het gebouw op. Als tweede grote ingreep voegden de architecten een lichthof aan de westzijde toe, waardoor over de gehele hoogte van het pand voldoende daglicht kon binnentreden. 
Tussen het kantoordeel en de twee bovenste woonetages kwam een staalbetonvloer op de bestaande houten balken te liggen. De oude muren, met al hun rudimentaire eigenschappen, zijn zichtbaar gebleven, terwijl de nieuw toegevoegde wanden strak zijn: van wit stucwerk of matglas. Ook de stevige houten balken die het pand dragen zijn nog altijd te zien. Op het naastgelegen kavel realiseerde het bureau een nieuw appartementencomplex, duidelijk geïnspireerd door de pakhuizen. 

Tijdlijn

1998
Herbestemming

Locatie

Aweg 43, Aweg 44

Jaar

1912

Plaats

Groningen

Status

Rijksmonument